Kwetsbare groepen binnen de samenleving wonen in toenemende mate zelfstandig. Dit is de wens van veel mensen en wordt gestimuleerd door overheidsbeleid (extramuralisering van de zorg). Een omvangrijke groep mensen met lichamelijke en/of psychogeriatrische problemen, verstandelijke beperkingen of psychiatrische problematiek maakt zodoende niet langer aanspraak op intramuraal verblijf, maar blijft – steeds langer – of wordt gehuisvest binnen de reguliere woningmarkt. In combinatie met de toenemende vergrijzing wordt daarmee niet alleen het belang van geschikte huisvesting steeds groter maar groeit ook de noodzaak van een gedegen vooruitblik van de opgave wonen met zorg.
Het Fortuna-model van ABF brengt deze opgave in beeld met actuele en te verwachten ontwikkelingen van vraag en aanbod op het gebied van wonen met zorg, zowel extramuraal (langer zelfstandig wonen) als intramuraal.
In Fortuna Extramuraal wordt de (toekomstige) vraag naar geschikte huisvesting voor oudere huishoudens belicht. In deze hand-out wordt u stapsgewijs meegenomen in de opbouw van deze prognose.
Bij Fortuna Extramuraal wordt de ontwikkeling van huishoudens naar fysieke beperking in kaart gebracht. Tegelijk wordt gekeken naar de verwachte ontwikkeling van de woningvoorraad naar mate van geschiktheid. In deze factsheet worden verschilende termen gebruikt, die zijn voorzien van iconen om sneller te zien waar het over gaat. De definities waar het in dit rapport over gaat zijn de volgende:
Mobiliteitsklasse 0 (Geen). Huishoudens met geen of slechts lichte mobiliteitsbeperkingen.
Mobiliteitsklasse A (Licht). Huishoudens waarin zowel het hoofd als de eventuele partner een mobiliteitsbeperking heeft, en met moeite kan lopen en/of traplopen.
Mobiliteitsklasse B (Matig). Betreft (i) huishoudens die gebruik maken van een scootmobiel, rollator of rolstoel, maar binnenshuis geen hulpmiddel voor mobiliteit gebruiken of (ii) huishoudens waarin het hoofd of de partner een zware mobiliteitsbeperking heeft, en zonder hulp niet kan lopen en/of traplopen, maar geen gebruik maakt van een rolstoel of rollator.
Mobiliteitsklasse C (Zwaar). Betreft huishoudens die binnenshuis gebruik maken van een rolstoel of een rollator. Op basis van de omvang van deze groep is het mogelijk een inschatting te maken van de vraag naar rollator- en rolstoeltoegankelijke woningen.
NB: Wordt ook gebruikt als indicator om ontwikkeling van huishoudens met mobiliteitsbeperking weer te geven.
Woningen die ongeschikt zijn voor wonen met beperkingen.
Woningen die zowel intern als extern toegankelijk zijn (gemaakt).
Een woning is een aangepaste woning als er ten behoeve van personen met een handicap of lichamelijke beperking speciale voorzieningen zijn aangebracht in de woning of als de woning daarvoor bouwkundig is aangepast. Daarbij kan het gaan om een traplift, hellingbaan, aan- of uitbouw, maar ook om kleinere aanpassingen. Informatie hierover is ontleend aan het WoON2018.
Betreft een woning die deel uitmaakt van een complex of groep van woningen speciaal bestemd voor ouderen. Hiertoe behoren o.a. woon-zorgcomplexen, aanleunwoningen en serviceflats. Informatie hierover is ontleend aan het WoON2018 en de BAG.
1. Aantal senioren neemt toe | |
---|---|
|
De komende jaren zal het aantal oudere huishoudens sterk stijgen, met name onder 75-plussers. Hierdoor zal de vraag naar voor ouderen geschikte huisvesting toenemen. |
2. Helft 75-plushuishoudens heeft mobiliteitsbeperking | |
---|---|
|
Ruim de helft van de 75-plushuishoudens heeft te maken met een mobiliteitsbeperking. 16% heeft zelfs een zware mobiliteitsbeperking, wat betekent dat binnenshuis gebruik wordt gemaakt van een rollator of rolstoel. |
3. Toename huishoudens met beperking | |
---|---|
2020
2020 - 2035
x 10.000 huishoudens
|
Omdat de verwachte toename van het aantal huishoudens het sterkst is in de hoogste leeftijdsklassen en mobiliteitsbeperkingen juist op hogere leeftijd meer voorkomen, zal het totaal aantal huishoudens met een mobiliteitsbeperking sterk stijgen. |
4. Meer geschikte woningen nodig | |
---|---|
|
De toename van het aantal huishoudens met een beperking leidt tot een toename van de vraag naar geschikte woningen. Om een idee te geven van de omvang zou bijna de helft van de voorraaduitbreiding een geschikte woning moeten zijn, maar vaak kan in de praktijk een deel van de gewenste uitbreiding van de geschikte voorraad ook binnen de bestaande woningvoorraad plaatsvinden. |
5.Verschillen naar eigendom | |
---|---|
|
De ontwikkeling van het aantal geschikte woningen is niet evenredig verdeeld over huur- koopsector. De uitbreiding van geclusterde woonvormen dient vooral in de huursector te worden gerealiseerd, terwijl die van aangepaste woningen en nultredenwoningen vooral in de koopsector gewenst is. |
6. Verschillen op regionaal niveau | |
---|---|
|
De woningvoorraad laat regionale verschillen zien en dat geldt ook voor het aandeel geschikte woningen. |
7. Gemeenten ontwikkelen zich anders | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
|
Van de grootste gemeenten wordt voor Den Haag de grootste absolute groei verwacht van het aantal aangepaste en geclusterde woningen op de voorraad. Relatief is de toename het sterkst in Haarlemmermeer. |
8. Afwijkende groei tot op wijkniveau | |
---|---|
|
Met het Fortuna-model is het mogelijk om tot op wijkniveau in kaart te brengen hoeveel aangepaste en geclusterde woningen erbij moeten komen om aan de toekomstige vraag te kunnen voldoen. |
Voor meer informatie of een rapportage op maat, neem contact op met Judith Willems.
E-mail: Judith@ABFResearch.nl
Tel: 015-27 99 343
Bron: Fortuna 2019 - Extramuraal wonen met zorg
Vormgeving: ABF Research
Redactie: Maarten Vijncke, Judith Willems, Berry Blijie
Datum: Januari 2020